En zo had den Polderprof in 5 minuten heel wat verteld en stond er een stevige titel boven in de krant. Maar de schrijfster had gelijk:
Kinderen horen weer naar buiten: en dingen mee te maken als ’nat worden, vies worden, vallen, schrammen, zich prikken aan brandnetels of bramen, een kletsepoot, een jaap in je hand omdat je gesneden bent door een blad riet’. Weg van die computer,... en ik ook. Moeten we allemaal niet een beetje ont-trut worden? Hup, die polder in.
Niet dat al die schrammen en sneeën per sé leuk zijn. Het spel waarbinnen die dingen plaats vinden is dat wel. Dat leidt tot authentiek en creatief gedrag. Want daarin struin je samen door de natuur of het park op zoek naar hoe je droog de sloot over komt. Of een paar van die heerlijke peren mee kunt nemen voordat de eigenaar.... En een vuurtje stoken waar dat eigenlijk niet mag en waarbij je ergens halverwege pas - als er meer dode natuur in de fik gaat dan je samen van plan was - de spanning in je buik voelt. Dat is toch een beetje voorbereiden op leven, op ondernemen, ... dingen doen, wat ook met schrammen en builen gepaard gaan. Een onverwacht en zich ontwikkelend spel waar je later vol genoegen naar terug kijkt of veel van geleerd hebt.